De Douaisien had al een hele voorgeschiedenis achter de rug als ze op het verkeerde moment (20 mei 1940) op de verkeerde plek is (in de haven van Duinkerke). Het schip was bij de scheepswerf van Emden te water gelaten in 1921 onder de naam Danzig, maar wordt meteen opgekocht door een Britse reder die hem in hetzelfde jaar nog herdoopt tot de Sunhaven. In 1925 krijgt het opnieuw een andere eigenaar (deze keer in Marseille) en een nieuwe naam, de Mont Aigoual, in 1934 verhuist het schip naar Duinkerke onder de naam Miliana om uiteindelijk in Duinkerke te blijven (als eigendom van een Parijse reder) vanaf 1936 als de Douasien.
Op 20 mei ligt het in zijn thuishaven als het opgeëist wordt om te helpen bij het evacueren van kostbaar materiaal uit de haven van Duinkerke. De Douaisien ligt in de Bassin Freycinet, dit is het havendok net achter de citadel, ten noorden van de universiteit dezer dagen, waar ook de Halle au Sucre is.
Het gaat over een lading wol in balen die koste wat kost uit de handen van de Duitsers moeten gehouden worden. Op 20 mei begint het laden.
Op 21 mei - tijdens het laden - vallen de eerste bommen op de kaaien waar de Douaisien ligt. Er zijn wat kleine gaatjes in de romp en er valt een gewonde.
Op 22 mei moet de kapitein Charles Desse op zoek naar dokwerkers voor het laden, er wordt gezegd dat alle burgers uit Duinkerke verdwenen zijn. Charles maakt de legerleiding duidelijk dat als zij wensen dat de lading verscheept wordt, dat zij dan moeten helpen laden. De 22ste laden soldaten de balen wol in de Douaisien, al lijkt iedereen zich af te vragen waarom in godsnaam een dergelijke lading wol prioriteit moet krijgen. De 23ste wordt verder geladen maar voortdurend alarm en dekking zoeken zorgt ervoor dat niets nog vooruit gaat. Vanaf de 24ste wordt de Douaisien door de soldaten genegeerd, er wordt niet meer geladen en uitvaren mag ook al niet omdat dat te gevaarlijk is.
![]() |
Saint-Camille |
Vanaf 27 mei 1940 loopt de situatie uit de hand aan de kaaien waar geladen moest worden. Om 22 uur valt een bom en raakt het cargoschip de Monique Sciaffino. De brand van de Sciaffino slaat over op de Aden. Men besluit dat het tijd is om er van onder te muizen bij de eerste gelegenheid. Die biedt zich aan de 28ste als het donker wordt. Aan boord van de Douasien bevinden zich de eigen bemanning, de bemanning van de Aden en die van de Saint Camille. Ook de bemanning van een loods de Puissant komt erbij. Er zijn in totaal 1200 personen aan boord, samen met 1500 balen wol en ook nog 300 ton metaalafval. De nacht is donker, er is een kans dat ze kunnen ontkomen. Ze vertrekken tegen middernacht van kortbij gevolgd door vijf sleepboten volgeladen met Britse soldaten. Dan volgt - om 0 uur 10 - vanuit het niets de explosie. Vermoedelijk gaat het om een mijn die ontploft al schrijven Duitse verslagen het zinken van de Douaisien toe aan een torpedo afgevuurd door de U64-onderzeeër.
Alles aan boord wordt door elkaar geschud, het anker raakt door de schok los en plant zich in de bodem. De Douasien drijft weg en sleept zijn anker mee in Oostelijke richting. Om 3 uur stuurt de kapitein een noodsignaal uit. Reddingssloepen worden te water gelaten, maar die zijn niet voorzien op 1200 personen. De vijf sleepboten zitten al overvol en vervolgen hun weg. Ondertussen helt de Douaisien gevaarlijk over naar bakboord. Iedereen moet aan stuurboordzijde plaats nemen om tegengewicht te vormen, maar iedereen vreest het moment dat de lading gaat schuiven. Het duurt tot de ochtend voor een Engelse torpedojager halt houdt, er wordt geoordeeld dat de situatie niet dringend is voor deze mannen en de Engelsen varen verder. Ondertussen worden kleine groepjes met de heen en weer varende sloepen en andere kleine scheepjes van boord gehaald, een politievaartuig ontzet de gewonden. Uiteindelijk zijn het schepen van de kustwacht die tegen 22 uur 15 de laatste 200 man (waaronder kapitein Desse) van boord halen. Behalve de drie doden bij de explosie, valt de tol nog mee. Nu rust alle hoop op de Mars, een ander Frans cargoschip dat onderweg is en dat hen uit Duinkerke moet weghalen. Halverwege de volgende namiddag komt ook van dat front slecht nieuws. De Mars is gezonken. De omstandigheden van het zinken van de Mars en zijn positie zijn tot op heden onbekend.
![]() |
De Mars |

Op duik-websites worden de wrakken van de Keith (drie sterren) en die van de Douaisis (twee sterren) aangeprezen als duiklocaties.
Franse
Cargo – burgerschip
Afmetingen :
102,50m x 14,60m
In gebruik
genomen op februari 1921
Wrak
bevindt zich op een diepte van 28 meter.
Positie:
51.04.636 N – 2.27.221 E
Gezonken
op 29 mei 1940
Franse
Cargo – burgerschip
Afmetingen :
94,54m x 14,17m x 6,81m
In gebruik
genomen op september 1920
Wrak
bevindt zich op een diepte van 9 meter.
Positie: 51.04.432 N – 2.21.767 E
Gezonken op 26 mei 1940
Franse
Cargo – burgerschip
Afmetingen :
110.74m x 14.55m x 6.50m
In gebruik
genomen op juli 1918
Uit de
vaart genomen in 1945
Monique Scaffiano
Franse Cargo - burgerschip
Afmetingen : 107.92m x 16.66m x 6.71m
Monique Scaffiano
Franse Cargo - burgerschip
Afmetingen : 107.92m x 16.66m x 6.71m
In gebruik genomen in 1929
Wrak werd door de Duitsers ontmanteld en weggenomen in 1942
Gezonken op 27 mei 1940

Cap Tafelneh
Franse Cargo - burgerschip
Afmetingen : 94.79m x 13.36m X 6.12m

Cap Tafelneh
Franse Cargo - burgerschip
Afmetingen : 94.79m x 13.36m X 6.12m
In gebruik genomen in maart 1920
Gezonken op 27 mei 1940 in de Wathiersluis (zie foto) en in de komende dagen weggesleept.
terug in de vaart genomen door de Duitsers in mei 1941 onder de naam Carl Arp en naar Duitsland afgevoerd.
door Engelsen in beslag genomen in Hamburg in 1945
Terug bij de eigenaar in 1946 en terug Cap Tafelneh genoemd.
ontmanteld in Turkije in 1972
terug in de vaart genomen door de Duitsers in mei 1941 onder de naam Carl Arp en naar Duitsland afgevoerd.
door Engelsen in beslag genomen in Hamburg in 1945
Terug bij de eigenaar in 1946 en terug Cap Tafelneh genoemd.
ontmanteld in Turkije in 1972