vrijdag 6 maart 2015

Zuydcoote - Aflevering 2 - Moet er nog ZOUT zijn?

Zoutpannen
Foto Noordhoff Uitgevers 
De zee zit uiteraard vol zout, maar dat betekent nog niet dat het op de stranden van het ZOUT-KOT zomaar voor het rapen ligt. Er waren heel wat bewerkingen nodig om uiteindelijk dat snuifje zout op je patatten te verdienen. Onderzoek heeft uitgewezen dat al van 700 voor Christus in de lage landen aan zoutwinning gedaan werd op verschillende manieren. 
De simpelste manier om aan zee zout uit het water te halen, is het gebruiken van zoutpannen. Je graaft een stukje duin uit, je laat er water inlopen bij vloed en doet de panne terug dicht bij eb met een dijk of een muurtje. Het water dat er blijft stil staan, verdampt langzaam. Wat blijft liggen, is zout. Maar om zoutpannen te gebruiken heb je veel zon nodig en die vonden de Romeinen wel aan hun eigen stranden, maar zeker niet in Zuydcoote. 
Een andere techniek was die van de moernering of de selnering. Hierbij is de basis van de zoutwinning het turf. Turf is wat onder de grond rest van een oud moeras (=veen), als dat moeras regelmatig overspoeld werd door zeewater bevat de turf ook veel zout. Turf moet je branden, na het branden blijft as over. De assen worden aangelengd met water. Dit mengsel stop je opnieuw de oven in en dan wacht je tot al het water verdampt is en heb je het zout op je patatjes verdiend. Het is een techniek die vooral in Nederland vaak gebruikt werd. In steden als Zierikzee en Dordrecht haalden in de vroege middeleeuwen heel wat van hun rijkdom uit deze moernering en het werd daar dan ook zeer intensief gedaan. Maar door al dat 'darinkdelven' (=Hollandse term voor het uitgraven van turf) maak je uiteraard putten, al van in de 12de eeuw komen er problemen met het ontwateren van deze gebieden en ontstaan overal poeltjes met stilstaand, stinkend water. 
Darinkdelven in de buurt van Zierikzee (omstreeks 1500)
illustratie uit 'Vaderlandsche Historie' uit 1745 geschreven door Wagenaar  

In 1421 slaat de Sint-Elisabethsvloed toe, een van die grote stormen uit de geschiedenis. Het darinkdelven zorgt voor water aan de achterzijde van de dijken, waardoor de dijken verzwakken en uiteindelijk breken. In 1515 wordt selnering in Zeeland verboden. 

inkijk in een briquetage-oven
In Zuydcoote was ook selnering geen optie. De romeinen gebruikten hier de techniek van de briquetage die ze van de plaatselijke bevolking hebben geleerd. Vanaf de IJzertijd is er sprake van de zoutwinning via deze techniek. Men maakt potten in klei. Die potten zien er soms uit als bekers, soms als langwerpige goten, soms als kommen. Die worden vastgezet in een oventje. Zo'n oventje was een vuurplaats. Vervolgens nam je zeewater dat al een tijdje lag te verdampen. De briquetage diende vooral om het laatste vocht uit de zoutklompen te krijgen. Daarna werd de oven in gang gestoken, de klei gaat bakken zoals in een gewone keramiekoven, het water verdampt en na het afkoelen blijft in de oven een stenen pot achter met daarin een zoutklomp. De pot wordt aan diggelen geklopt en wat rest is een zoutklomp die kan gebruikt worden. 
illustratie http://echel.pagesperso-orange.fr/essai_presentation/histoire_du_sel.html
Aan onze kusten zijn op veel plaatsen dergelijke briquetage-plaatsen teruggevonden. Archeologen stoten op hele hopen potscherven en de oventjes. Sommige dateren uit de IJzertijd, andere uit de Romeinse tijd. (zie kaartje hieronder voor de Belgische kust). Ook Zuydcoote was zo'n vindplaats uit de Romeinse Tijd. De zoutklompen van Zuydcoote en omgeving waren bedoeld voor de mannen gelegerd in Cassel. Er liep een weg van Cassel tot Zuydcoote waarlangs het zout werd vervoerd. 
bron: http://www.jvdn.nl/Downloads/WG/1996/TWG1996_048-059.pdf
  
In de omgeving van Middelkerke werden nog recent (bij het aanleggen van de E40) een aantal Romeinse zoutoventjes opgegraven. 
Foto http://www.routeyou.com/